Schrijven in Afghanistan voor een volk dat niet kan lezen
28 april 2009 ( MO* ) — Kamran Mir Hazar voldoet in geen enkel opzicht aan de clichés over Afghaanse mannen die zich in onze hoofden geïnstalleerd hebben. Glad geschoren, in een goed gesneden, donker maatpak en glimmend bruine schoenen. Hij voelt zich duidelijk op zijn gemak in de opulente lobby van het Brusselse hotel Métropole, waar hij eind maart deelnam aan het Passa Porta literatuurfestival. Maar wie een elitair dichter verwacht, komt bedrogen uit bij deze radicale journalist.
Kamran Mir Hazar doet wat weinigen verwachten. Hij schrijft Afghaanse poëzie. Dat klopt niet met de beelden van Blackhawk helikopters en geblindeerde Hummers die in zijn vaderland oorlog voeren tegen de opstandelingen van talibansignatuur. Het klopt niet met het onbarmhartige islamisme van voor- én tegenstanders van de huidige regering in Kaboel.
Maar wie door de barre landschappen van Afghanistan reist of lange gesprekken voert met zwijgzame mannen die telkens nieuwe kopjes hete thee laten aanrukken, die weet dat Afghanistan oneindig veel meer is dan de dagelijkse berichten over geweld, oorlog en corruptie. Afghanistan is ook ‘het onstuimige geluid van een merrie die verpopt tot een vlinder’. Dat beeld is de titel van de recente dichtbundel die Kamran Mir Hazar in Noorwegen, zijn asielland, publiceerde.
Mir Hazar schrijft in het Perzisch, de oude cultuurtaal van Afghanistan, al was hij jarenlang meer beïnvloed door Mexicaanse en Colombiaanse schrijvers als Juan Rulfo en Garcia Marquez. Hij leerde de Perzische poëzie kennen toen hij opgroeide als Afghaanse vluchteling in Iran. Net als vele Haraza’s –een van de vele etnische groepen in Afghanistan– vluchtten zijn ouders naar Iran tijdens de oorlog tegen de Sovjetbezetting.
De Hazara’s zijn net als de Iraniërs sjiieten, wat hen het leven in diep soennietisch Afghanistan vaak erg moeilijk maakte. Als mongools volk hebben ze bovendien geen enkele etnische band met de Perzen, waardoor ze ook in Iran vaak voorwerp waren van racisme en uitsluiting.
Mir Hazar: ‘De machthebbers in Teheran vinden religie veel minder belangrijk dan etnie. Als je niet van Perzische, Arische afstamming bent, tel je niet mee. Daarom stuurden ze tijdens de oorlog tegen de Sovjets posters van Khomeiny naar de Hazara’s, terwijl ze wapens bezorgden aan Ahmed Shah Masoud, een soennietische Tadzjiek en dus etnisch veel nauwer verwant met de Perzen.’
‘Hazara’s worden in Afghanistan bekeken als een minderwaardig volk. Wij worden niet geacht competente ministers of professoren te leveren, wij moeten het vuile werk doen, ook al zijn er veel hoogopgeleide Hazara’s. Dat is ook de reden waarom wij veel meer dan anderen geloven in de democratie, omdat in die staatsvorm etnische en religieuze minderheden beschermd worden.’
De discriminatie van Hazara’s in Afghanistan was een van de hoofdthema’s van De Vliegeraar van Khaled Hosseini. Toch heeft het megasucces van dat boek en die film weinig veranderd in het land en zelfs internationaal was het ‘niet veel meer dan een voorbijgaande hype’, zegt Mir Hazar. ‘Het is even opgemerkt, er is over geschreven, en het is alweer vergeten.’
‘Een dichter is pas een dichter als hij zelf iets nieuws creëert’, zegt Mir Hazar. ‘In Afghanistan wordt veel te veel kopieerwerk afgeleverd, dat deugt niet. Natuurlijk moet je eerst de klassiekers zoals Hafez kennen, maar op een bepaald moment moet je de klassieke conventies afbreken en je eigen taal opbouwen.’
Maar zelfs als een dichter originele beelden en betekenissen boetseert uit de taal, dan nog is hij in Afghanistan afgesneden van de mensen: slechts een minderheid kan lezen, er zijn geen boekenwinkels of uitgeverijen, en de armoede maakt cultuur quasi onmogelijk. Daarom lanceerde Mir Hazar in 2006 een oproep aan de regering om een einde te maken aan het analfabetisme. De woordvoerder van het ministerie van Onderwijs schold hem het kantoor uit.
Kamran Mir Hazar heeft heel wat ervaring met de gevaren van een cultureel-maatschappelijk engagement. In 2000 lanceerde hij in Iran Raha, een literair blad dat heel snel in de clandestiniteit belandde. Raha betekent onafhankelijkheid of vrijheid in het Perzisch. Het blad nam zijn titel al te letterlijk en botste dan ook meteen met de Iraanse censor. Op de jongste avatar van dat blad, de website www.rahapen.org, woeden vaak heftige debatten op de fora. ‘Sommige mensen plaatsen ronduit racistische reacties’, geeft Mir Hazar toe. ‘Maar dat is de prijs die we moeten betalen voor het ontdekken van de vrijheid van meningsuiting.’
Maar wie door de barre landschappen van Afghanistan reist of lange gesprekken voert met zwijgzame mannen die telkens nieuwe kopjes hete thee laten aanrukken, die weet dat Afghanistan oneindig veel meer is dan de dagelijkse berichten over geweld, oorlog en corruptie. Afghanistan is ook ‘het onstuimige geluid van een merrie die verpopt tot een vlinder’. Dat beeld is de titel van de recente dichtbundel die Kamran Mir Hazar in Noorwegen, zijn asielland, publiceerde.
Mir Hazar schrijft in het Perzisch, de oude cultuurtaal van Afghanistan, al was hij jarenlang meer beïnvloed door Mexicaanse en Colombiaanse schrijvers als Juan Rulfo en Garcia Marquez. Hij leerde de Perzische poëzie kennen toen hij opgroeide als Afghaanse vluchteling in Iran. Net als vele Haraza’s –een van de vele etnische groepen in Afghanistan– vluchtten zijn ouders naar Iran tijdens de oorlog tegen de Sovjetbezetting.
De Hazara’s zijn net als de Iraniërs sjiieten, wat hen het leven in diep soennietisch Afghanistan vaak erg moeilijk maakte. Als mongools volk hebben ze bovendien geen enkele etnische band met de Perzen, waardoor ze ook in Iran vaak voorwerp waren van racisme en uitsluiting.
Mir Hazar: ‘De machthebbers in Teheran vinden religie veel minder belangrijk dan etnie. Als je niet van Perzische, Arische afstamming bent, tel je niet mee. Daarom stuurden ze tijdens de oorlog tegen de Sovjets posters van Khomeiny naar de Hazara’s, terwijl ze wapens bezorgden aan Ahmed Shah Masoud, een soennietische Tadzjiek en dus etnisch veel nauwer verwant met de Perzen.’
‘Hazara’s worden in Afghanistan bekeken als een minderwaardig volk. Wij worden niet geacht competente ministers of professoren te leveren, wij moeten het vuile werk doen, ook al zijn er veel hoogopgeleide Hazara’s. Dat is ook de reden waarom wij veel meer dan anderen geloven in de democratie, omdat in die staatsvorm etnische en religieuze minderheden beschermd worden.’
De discriminatie van Hazara’s in Afghanistan was een van de hoofdthema’s van De Vliegeraar van Khaled Hosseini. Toch heeft het megasucces van dat boek en die film weinig veranderd in het land en zelfs internationaal was het ‘niet veel meer dan een voorbijgaande hype’, zegt Mir Hazar. ‘Het is even opgemerkt, er is over geschreven, en het is alweer vergeten.’
‘Een dichter is pas een dichter als hij zelf iets nieuws creëert’, zegt Mir Hazar. ‘In Afghanistan wordt veel te veel kopieerwerk afgeleverd, dat deugt niet. Natuurlijk moet je eerst de klassiekers zoals Hafez kennen, maar op een bepaald moment moet je de klassieke conventies afbreken en je eigen taal opbouwen.’
Maar zelfs als een dichter originele beelden en betekenissen boetseert uit de taal, dan nog is hij in Afghanistan afgesneden van de mensen: slechts een minderheid kan lezen, er zijn geen boekenwinkels of uitgeverijen, en de armoede maakt cultuur quasi onmogelijk. Daarom lanceerde Mir Hazar in 2006 een oproep aan de regering om een einde te maken aan het analfabetisme. De woordvoerder van het ministerie van Onderwijs schold hem het kantoor uit.
Kamran Mir Hazar heeft heel wat ervaring met de gevaren van een cultureel-maatschappelijk engagement. In 2000 lanceerde hij in Iran Raha, een literair blad dat heel snel in de clandestiniteit belandde. Raha betekent onafhankelijkheid of vrijheid in het Perzisch. Het blad nam zijn titel al te letterlijk en botste dan ook meteen met de Iraanse censor. Op de jongste avatar van dat blad, de website www.rahapen.org, woeden vaak heftige debatten op de fora. ‘Sommige mensen plaatsen ronduit racistische reacties’, geeft Mir Hazar toe. ‘Maar dat is de prijs die we moeten betalen voor het ontdekken van de vrijheid van meningsuiting.’
Zijn passie voor nieuws heeft Kamran Mir Hazar vormgegeven op de website www.kabulpress.org. ‘Er zijn weinig internetaansluitingen,’ geeft hij toe,’maar het zijn er veel meer dan boekhandels of krantenwinkels. En je geraakt met je informatie meteen tot in de meest afgelegen provincies en ontoegankelijke gebieden. Dat maakt een website een veel effectiever medium dan kranten die over de weg of via het vliegtuig verspreid moeten worden.’
Is het niet ironisch dat de vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie in Afghanistan meer dan acht jaar na het verdrijven van de taliban nog steeds vanuit het buitenland gerealiseerd moeten worden? ‘Toen de situatie in Afghanistan in de jaren 2000 verbeterde, keerde ik terug. Maar in 2007 werd ik tweemaal opgepakt door de veiligheidsdiensten. Ik werd telkens vrijgelaten na internationale en nationale druk op president Karzai. Daarom volgde ik de raad van mensenrechtengroepen en verliet ik Afghanistan opnieuw. Maar het ergste is dat de journalisten die publiceren op kabulpress.org onder een pseudoniem moeten schrijven, om zichzelf te beschermen tegen overheid en opstandelingen.’Sinds enkele maanden cirkuleert het idee dat de Afghaanse regering en de westerse troepen moeten gaan praten met “gematigde taliban”. ‘ Ik dacht dat de buitenlandse troepen in Afghanistan waren om de taliban tegen te houden’, reageert Mir Hazar. ‘Als de oplossing voor de oorlog ligt in een dialoog met de taliban, dan kunnen die troepen net zo goed vertrekken. Want praten onder elkaar kunnen we beter zonder de Navo. Bovendien zitten er in de huidige regering al heel wat mensen die hetzelfde denken en nastreven als de taliban. Ze dragen misschien een pak en das in plaats van een zwarte tulband, maar dat maakt hen bijlange niet tot democraten of voorstanders van een modern Afghanistan.’
Kamran Mir Hazar heeft geen hoge dunk van islamisten aan de macht. Zijn ervaring met Iran en de verwoesting van Afghanistan verklaren die achterdocht. Maar hij wil niet veralgemenen. Zo maakt hij een duidelijk en verrassend onderscheid als het gaat over de impact van fundamentalistische regimes op de positie van schrijvers: ‘In Iran komen schrijvers in de problemen omdat ze lezers hebben. Wat ze schrijven, kan consequenties hebben voor de machthebbers. In Afghanistan heben we op de eerste plaats problemen met de schrijvers zelf, omdat ze veel te vaak onder één hoedje spelen met krijgsheren en andere duistere figuren aan de macht. Ik vind het jammer dat PEN Intenational dat soort derderangsfiguren steunt.’Tijdens een poëziesessie die PEN Vlaanderen organiseerde op het Passa Porta festival, las de Syrische dichter Faraj Bayrakdar een gedicht met het vers: ‘Ik verzoek om het recht op zwijgen, want ik ben te moe om te spreken.’ Dat is een oproep waarin Kamran Mir Hazar zich niet herkent. ‘In de gevangenis zeiden de politiediensten me: “Als je stopt met het bekritiseren van de regering, kan je vrij leven en schrijven in Afghanistan.” Maar ik moet spreken en de waarheid zoeken, vooral omdat nationale noch internationale media het nieuws zoeken achter het nieuws. Zij houden zich aan opgelegde formats en gemakkelijke verhalen. Je hoort wel hoeveel doden er vallen, maar dat went. Zeven doden vandaag, twaalf morgen, vijf gisteren. Je krijgt nooit te horen waarom er aanslagen gebeuren, welke belangen er achter het geweld schuilgaan…’
Om achter de waarheid over de actualiteit te komen, heb je journalistiek nodig, stelt Mir Hazar. ‘Poëzie doet iets oplichten van de dingen in het leven die niet veranderen: de liefde, de dood, het droge land.’
Is het niet ironisch dat de vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie in Afghanistan meer dan acht jaar na het verdrijven van de taliban nog steeds vanuit het buitenland gerealiseerd moeten worden? ‘Toen de situatie in Afghanistan in de jaren 2000 verbeterde, keerde ik terug. Maar in 2007 werd ik tweemaal opgepakt door de veiligheidsdiensten. Ik werd telkens vrijgelaten na internationale en nationale druk op president Karzai. Daarom volgde ik de raad van mensenrechtengroepen en verliet ik Afghanistan opnieuw. Maar het ergste is dat de journalisten die publiceren op kabulpress.org onder een pseudoniem moeten schrijven, om zichzelf te beschermen tegen overheid en opstandelingen.’Sinds enkele maanden cirkuleert het idee dat de Afghaanse regering en de westerse troepen moeten gaan praten met “gematigde taliban”. ‘ Ik dacht dat de buitenlandse troepen in Afghanistan waren om de taliban tegen te houden’, reageert Mir Hazar. ‘Als de oplossing voor de oorlog ligt in een dialoog met de taliban, dan kunnen die troepen net zo goed vertrekken. Want praten onder elkaar kunnen we beter zonder de Navo. Bovendien zitten er in de huidige regering al heel wat mensen die hetzelfde denken en nastreven als de taliban. Ze dragen misschien een pak en das in plaats van een zwarte tulband, maar dat maakt hen bijlange niet tot democraten of voorstanders van een modern Afghanistan.’
Kamran Mir Hazar heeft geen hoge dunk van islamisten aan de macht. Zijn ervaring met Iran en de verwoesting van Afghanistan verklaren die achterdocht. Maar hij wil niet veralgemenen. Zo maakt hij een duidelijk en verrassend onderscheid als het gaat over de impact van fundamentalistische regimes op de positie van schrijvers: ‘In Iran komen schrijvers in de problemen omdat ze lezers hebben. Wat ze schrijven, kan consequenties hebben voor de machthebbers. In Afghanistan heben we op de eerste plaats problemen met de schrijvers zelf, omdat ze veel te vaak onder één hoedje spelen met krijgsheren en andere duistere figuren aan de macht. Ik vind het jammer dat PEN Intenational dat soort derderangsfiguren steunt.’Tijdens een poëziesessie die PEN Vlaanderen organiseerde op het Passa Porta festival, las de Syrische dichter Faraj Bayrakdar een gedicht met het vers: ‘Ik verzoek om het recht op zwijgen, want ik ben te moe om te spreken.’ Dat is een oproep waarin Kamran Mir Hazar zich niet herkent. ‘In de gevangenis zeiden de politiediensten me: “Als je stopt met het bekritiseren van de regering, kan je vrij leven en schrijven in Afghanistan.” Maar ik moet spreken en de waarheid zoeken, vooral omdat nationale noch internationale media het nieuws zoeken achter het nieuws. Zij houden zich aan opgelegde formats en gemakkelijke verhalen. Je hoort wel hoeveel doden er vallen, maar dat went. Zeven doden vandaag, twaalf morgen, vijf gisteren. Je krijgt nooit te horen waarom er aanslagen gebeuren, welke belangen er achter het geweld schuilgaan…’
Om achter de waarheid over de actualiteit te komen, heb je journalistiek nodig, stelt Mir Hazar. ‘Poëzie doet iets oplichten van de dingen in het leven die niet veranderen: de liefde, de dood, het droge land.’